Het tussenjaar van de achttienjarige zoon van Jeanette zit er bijna op. Natuurlijk heeft hij er veel van geleerd en was het goed voor zijn ontwikkeling, maar ze is nu wel klaar met dat tussenjaar.
Het tussenjaar van mijn puber, was het jaar waarin:
1. Ik niet alleen in het weekend wakker lag omdat hij nog niet thuis was, maar ook doordeweeks. Want die puber werkte dan wel 5 dagen in de week, maar nooit ’s ochtends. En hij heeft ontpopt tot een eersteklas fuifnummer dat kan feesten tot in de late uurtjes. Mijn wallen hangen inmiddels tot op mijn kin.
2. Mijn huis soms meer weghad van een studentenhuis met onbekenden die op de gekste momenten aan komen waaien, een aanrecht met stapels borden met restjes ketchup en knoflooksaus en flesjes met verschraald bier op zijn kamer.
3. Ik er een huisgenoot bij had die in een andere tijdzone leefde waardoor hij midden in de nacht eieren ging bakken met vrienden en rustig in badjas met een geïrriteerd hoofd ‘s middag naar beneden kwam om te vragen of het allemaal wat zachter kan.
4. Ik samenleefde met iemand die er een volledig eigen voedingsschema op nahoudt. Die om 06.00 ’s ochtends de airfryer aanslingert voor borrelhapjes, om 13.00 een pizza in de oven schuift en om 17.00 uitgebreid hamburgers gaat staan bakken net op het moment dat ik wil gaan koken.
5. Ik thuis een puber had, die meer geld dan ooit had te besteden. En dat werd omgezet in ‘gezonde’ dingen als kaascroissantjes, frikandelbroodjes en Dorito’s die door flitsbezorgers aan de deur werden bezorgd.
6. Ik in mijn koelkast regelmatig lekkere dingen vond met een briefjes ‘afblijven’ erop terwijl de gezinsvoorraad boodschappen blijkbaar algemeen bezit was. Want die ging razendsnel op.
7. Het aantal pakketbezorgers aan de deur was verdriedubbeld. Nieuwe schoenen, games en hoodies. Geld moet rollen.
8. Er ook momenten waren dat de verveling van de puber echt ondraaglijk was. Want de meeste vrienden moesten doordeweeks natuurlijk gewoon naar school.
9. Ik die lieverd eigenlijk echt maar heel weinig heb gezien. Want als ik ’s ochtends de deur uit ging, lag hij negen van de tien keer nog in bed en als ik thuiskwam, was hij alweer aan het werk om daarna meteen door te gaan naar vrienden.
Dus ik ben heel blij dat hij straks gaat studeren. Hopelijk kan ik weer een beetje bijslapen en krijg ik mijn huis weer terug. Of nog beter: hij gaat een kamer zoeken.