Het valt ons op dat pubers eigenlijk nooit helemaal compleet zijn. Er mist altijd wel iets. En waar dat ‘iets’ dan is, weet niemand.
- Ze hebben altijd 1 sok aan. Waar die andere sok is, geen idee.
- Of ze hebben twee verschillende sokken aan.
- Als ze hun schoolwerk gaan doen hebben ze wel hun boek, maar niet hun schrift, of andersom.
- De pen die ze uit hun tas vissen is een plastic omhulsel. Waar de inkt is, is niet duidelijk.
- Ze doen hun wiskundehuiswerk met een halve geodriehoek.
- Als ze voor een belangrijke toets online moeten zijn hebben ze wel hun laptop, maar geen oplader.
- In de winter hebben of een muts op, of hun winterjas aan, of handschoenen aan, maar nooit allemaal tegelijk.
- In de zomer hebben ze dan weer wel hun winterjas aan, omdat ze hun zomerjas ‘een beetje kwijt zijn’.
- Alles wat ze eten houden ze in hun hand, er is nooit een bord in de buurt te bekennen.
- Melk drinken ze uit het pak, bij gebrek aan een beker.
- Of bij gebrek aan armen die lang genoeg zijn om vanaf de koelkast uit de kast een beker te pakken.
- Ondanks dat het best fris is deze dagen lopen ze in een tank top rond omdat hun trui zomaar verdwenen is.
- Ze lopen op één slof.
- Als ze gaan sporten doen ze dat op hun teenslippers, hun sportschoenen liggen namelijk nog in hun gymtas in hun kluisje op school.
- Er ontbreekt altijd 1 oortje.
- Ze hebben of hun mobiel in hun handen, of het hoesje – die eigenlijk om hun mobiel moet zitten.
- Hun kamer opruimen doen ze zonder stofzuiger.
- In de badkamer vinden ze wel hun tandenborstel, maar niet de tandpasta. Of andersom.
- Hoewel ze er minimaal drie hebben, is er nooit een riem voorhanden en zakt hun broek gewoon van hun kont.
- Ze slapen met een deken en zonder kussen. Of met drie kussens en geen deken. Hoe dan ook, hun bed is nooit compleet. Daarom slapen ze gewoon met de hond.
- Hun brein ligt vaak op een heel andere plek dan hun lichaam.