De negentienjarige dochter van Saskia gaat backpacken. Drie maanden door Azië reizen is het plan. En daarmee is het grote loslaten begonnen.
Mijn dochter staat in de gang met een nieuwe backpack om. ‘Kijk mam’, zegt ze lachend, ‘dit is mijn kast de aankomende maanden.’ Mijn kleine globetrotter gaat op reis. Drie maanden door Azië, zonder vast plan. Ze begint in Bangkok en daarna ziet ze wel. De adrenaline stroomt door haar lichaam. Ze is blij, opgewonden, klaar om te gaan, klaar voor het grote avontuur. En ik? Ik slik, want jeetje, mijn meisje die drie maanden naar de andere kant van de wereld gaat, is niet niks.
Puber vliegt uit
Ik kijk naar haar en zie de volwassen, zelfstandige vrouw die ze is. En ik zie dat kleine meisje dat ze was. Die blozende baby, die onderzoekende peuter en die eigenwijze kleuter die op de eerste schooldag uit de klas glipte en ineens naast me stond op het schoolplein en meedeelde dat ze toch maar niet naar school ging. Ik zie die voorzichtige brugklasser en die zelfverzekerde examenkandidaat. En nu is ze klaar om de wereld in te gaan.
Of ik er klaar voor ben is iets heel anders. Want dat ben ik niet. Natuurlijk niet. Want ik zie alleen maar beren op de weg. Wat als ze verdwaalt? Wat als haar tas wordt gepikt? Wat als haar geld op is? Wat als verdrietig is? Wat als ze haar been breekt? Wat als, wat als, wat als? Mijn brein maakt overuren om alle scenario’s die ik bedenk te processen. En mijn dochter zegt alleen maar: maak je niet druk, ik red me wel.
Kwetsbaar zijn
Vlak voordat ze vertrekt, bedenk ik dat ze gelijk heeft. Ik maak me te druk. En waarom eigenlijk? Ze is immers heel goed in staat om voor zichzelf te zorgen. Werk, geld, school, vrienden; ze regelt alles prima. Sterker nog, ik kan me niet eens herinneringen dat ik haar ergens van moest ‘redden’. Zij heeft haar leven meer dan goed voor elkaar. Diploma op zak, hard gewerkt, genoeg geld gespaard en een ticket naar Bangkok geboekt.
Ze is zichtbaar opgelucht als ik dit tegen haar zeg. En zegt er met een knipoog bij dat het tijd wordt dat ik naar haar luister in plaats van zij naar mij. Het is moeilijk uit te leggen hoe kwetsbaar je je voelt als ouder. En ik begrijp ook hoe onsterfelijk je je kan voelen als puber. Toen ik zelf ging reizen, begin jaren 90, stond ik zo tegenover mijn moeder. Die ook honderden beren op de weg zag, en ik die maar bleef zeggen dat ze zich niet zo druk moest maken.
Maak je niet druk
Als we haar wegbrengen naar Schiphol loopt ze voorop. Ze kan niet wachten om in te checken, om door de douane te gaan, om in het vliegtuig te stappen en om het leven, háár leven, te beginnen. Zij maakt zich los en ik laat los. Daar gaat ze, mijn kleine, grote meisje. Als ze door de douane is gelopen draait ze zich nog een keer om. Ze zwaait en roept iets. Ik hoor haar niet, maar ik zie dat ze zegt: maak je niet druk, ik red me echt wel. En dat is wat ik de aankomende drie maanden tegen mezelf ga zeggen als ik pijn in mijn buik heb omdat ik haar zo mis, of omdat ik haar niet kan bereiken, of omdat ik me zorgen maak: die redt zich wel.