1 op de 3 kinderen wordt met seksueel overschrijdend gedrag geconfronteerd. Volgens de Nationaal Rapporteur worden elk jaar 62.000 kinderen voor het eerst slachtoffer van enige vorm van seksueel geweld. Die kinderen worden niet altijd gezien.
Ik las onlangs weer het interview met Karin Bloemen over haar incestverleden dat twee jaar geleden in de krant stond. Van haar 8ste tot haar 15e werd ze misbruikt door haar stiefvader. Het ergste was: mensen wisten het en niemand greep in. Haar verhaal is rauw, pijnlijk, onvoorstelbaar, maar ze vertelt het nuchter. In het kort: de man met wie haar moeder trouwde nadat ze van Karins vader was gescheiden verkrachtte Karin en haar twee zussen stelselmatig.
1 op de 4 kinderen is slachtoffer
In het interview zegt ze: ‘Heel veel mensen hebben boter op hun hoofd, hoor. Ze hadden kunnen zien dat het mis was bij ons thuis, maar iedereen keek weg.’ Die zin laat me niet meer los. Mensen die zien wat er gebeurt, maar hun mond niet open durven te doen. In het interview zegt ze ook dat één op de vier kinderen slachtoffer is van misbruik, en als je snel rekent, betekent het dat in een klas van 30 kinderen er dus 6 kunnen zitten die het thuis niet zo fijn hebben. En die worden niet gezien. Of ze worden wel gezien, maar daarna wordt er weggekeken.
Ik moet denken aan een meisje dat, toen ik jong was, bij ons in de buurt woonde. Heel veel later is uitgekomen dat haar vader zijn handen niet thuis kon houden. Had iemand dit gezien? Gehoord? Opgemerkt? Pas later, toen het gezin was verhuisd smoesde de buren tegen elkaar dat ze het altijd wel hadden gedacht en dat die kinderen heel angstig waren. Maar waarom niemand had ingegrepen of naar de politie was gestapt, daar hadden ze geen antwoord op. Ook mijn ouders niet.
Niemand die de verantwoordelijkheid neemt
Ik moet denken aan een meisje bij mij in de klas op de middelbare school. Ze was vaak ziek, kwam soms onder de blauwe plekken naar school en was een stil en teruggetrokken meisje. Had iemand dit gezien? Haar gehoord? Opgemerkt? Hadden wij, haar klasgenoten, het gemerkt? In alle eerlijkheid: wij waren veel te druk met onszelf. Hadden de leraren het kunnen zien? Onze mentor? De gymlerares? Iemand moet een keer hebben gedacht dat het niet helemaal oké was, maar waarom was er niet ingegrepen? Pas later, toen haar zusje, die hetzelfde was overkomen, zelfmoord pleegde kwam het verhaal naar buiten. Ik was in shock toen ik het hoorde, en toen ik zelf moeder van een puber was, realiseerde ik me pas hoe afwijkend haar gedrag was destijds. En hoe vreselijk het voor haar moest zijn geweest dat niemand daar iets mee heeft gedaan. Hoe eenzaam ze zich moet hebben gevoeld.
Ik moet denken aan al die kinderen, jongens kunnen net zo goed slachtoffer zijn, die heel stil schreeuwen, maar niet worden gehoord. Aan hen die heel stil laten zien dat het niet goed met ze gaat, maar niet worden gezien. Aan hen die bang zijn, teruggetrokken zijn, of juist heel erg aanwezig en druk zijn, maar geen woorden hebben om om hulp te roepen en moeten toezien hoe iedereen wegkijkt. Karin Bloemen schreef een boek over haar misbruikverleden. Je zou dat kunnen interpreteren als een soort laatste wraakactie naar haar stiefvader toe. Maar dat is het niet. ‘Er spreekt woede uit het boek’, zegt ze, ‘Maar de woede zit erin dat het heeft kunnen gebeuren. Dat niemand in de omgeving de verantwoordelijkheid heeft genomen om in te grijpen. Die woede blijf ik altijd houden. Daarom vertel ik mijn verhaal.’
Liever wegkijken?
Ik vind het zo moeilijk om te geloven dat er niet wordt ingegrepen als het duidelijk is dat er iets aan de hand is. Waarom gebeurt dat niet? Deze vraag stel ik ook mezelf. Zie ik het wel? Let ik wel goed op? Is elke puber met afwijkend gedrag meteen een slachtoffer? Wat zou ik doen als het duidelijk was dat een kind thuis wordt misbruikt?
Het is makkelijk om te zeggen: ‘Natuurlijk ren ik meteen naar de politie’, maar ik weet van de meisjes uit mijn buurt en in mijn klas dat dat niet wordt gedaan. Incest gaat niet alleen over seks, het gaat ook over macht. Naast dat slachtoffers zich enorm schamen dat dit gebeurt zijn ze ook bang, terecht want er wordt met van alles gedreigd als het uitkomt. En met hen is hun omgeving misschien ook wel bang. Om zoiets heftigs als incest en misbruik bespreekbaar te maken. En bang dat dat wat ze vermoeden ook waar blijkt te zijn. Omdat het onvoorstelbaar is dat het gebeurt. Misschien omdat we het niet kunnen rijmen in ons hoofd kijken we liever weg.
Kinderen hebben recht op een leuk leven
Het verhaal van Karin Bloemen grijpt me aan omdat ik zelf een dochter heb. Ik moet denken aan hoe zorgeloos haar leven nu is en hoe niet-zorgeloos het leven van veel meisjes van haar leeftijd is. Als je weet dat 1 op de 3 meisjes voordat ze 15 worden met seksueel overschrijdend gedrag worden geconfronteerd weet je dat er in de vriendenkring van je puber dit ook gebeurt. Ik wil er met mijn pubers over praten, maar ik weet eerlijk gezegd ook niet precies hoe ik dat moet doen, anders dan op hun hart te drukken dat als ze een gevoel hebben dat een vriend of vriendin ongelukkig is, of afwijkend gedrag vertoont ze dat met ons kunnen bespreken. Maar ja, wat is afwijkend gedrag? En is dat pubergedrag, of is er echt iets aan de hand? Het is een kwetsbare lijn waarop ik moet balanceren.
En wat als het ons eigen kind betreft? Iemand vertelde me dat je ook bewust moet zijn van de blinde vlek die we soms voor ons eigen kind hebben. Zij dacht dat haar eigen man en vader van haar kinderen zoiets nooit zou doen. Het gebeurde toch. Karin Bloemen heeft zichzelf uiteindelijk zelf uit ‘die hel’ gehaald. Toen ze 15 was, schreeuwde ze op een nacht zo hard dat haar moeder, die wist wat er onder haar dak gebeurde, er niet meer omheen kon en Karins stiefvader op straat zetten. ‘Ik was 15 toen ik aan een meertje zat in Schagen en dacht: ik loop het water in. Maar meteen daarna dacht ik: het zal toch godverdomme niet gebeuren dat Ben Kuijt gaat winnen? Dat ik mezelf verniel, omdat hij zijn lul niet in zijn broek kon houden? Toen besloot ik: ik heb recht op geluk, ik heb recht op een leuk leven, ik heb récht, ik heb récht.’
Niet elk kind kan zichzelf uit die hel halen. Niet elk kind durft te schreeuwen. Laten we proberen om voor hen niet meer weg te kijken, maar ze te zien en te helpen, want al die kinderen hebben ook recht op geluk en een leuk leven.
(Kijk voor meer informatie op Slachtofferhulp.)