Toen wij jong waren, waren er ook friet en pizza. Maar zeker niet iedere week. Als je moeder (of vader) aan het koken was, dan ging ze je zeker niet aan je neus hangen wat jullie gingen eten. Waarschijnlijk was het iets met aardappelen, groenten en vlees. Of een van deze fantastische gerechten.
- ‘Hussen met je neus ertussen’
- ‘Stront met streepjes’
- ‘Stront met steentjes, hard en zacht’
- ‘Zacht geworden hard’
- ‘Gemalen poppenstront’
- ‘Gebakken trapleuning en gevulde doperwtjes’
- ‘Gebakken zeekakkelobbes’
- ‘Siepelsap met ramschubben’
- ‘Rijst met been’
- ‘Gebakken tramrails met kopspijkers’
- ‘Gebakken vensterbank’
- ‘Spinnen met groene zeep’
- ‘Sassifrassi’
- ‘Mondsteeksels en akeligheden’
- ‘Aardappels met gestampt glas’
- ‘Overschotse rapsodie’
- ‘Net als gisteren, weer niks
- ‘Overslag’
- ‘Mussenpootjes in brandnetelsaus’
- ‘Spring in de pot en Dans erbij’
- ‘Krokodillenbiefstuk en dans erbij’
- ‘Vragezaad met Peterseliesaus’
- ‘Gebakken kanarie’
- ‘Gebakken aap met griezeltjes
- Olifantenkontenvlees uit blik’
- ;’Tien pond kikkerscheten’
- ‘Poep van de Marahadja’