Je pubers alleen laten? Nooit doen, ze maken van je huis een kraakpand. Marieke is er zó helemaal klaar mee.
Kun je een tweeling van zeventien alleen thuislaten? Eerst dacht ik van wel. Inmiddels heb ik mijn twijfels. Het begon met de vakantie. Ik ben twee weken weg, de pubers zijn alleen thuis. Vader is als back-up in de buurt, we wonen in dezelfde stad. De kids moeten werken, bij de ijskraam, als fietskoerier en in de schoenenwinkel om geld te sparen voor een festival en een nieuwe dj-set. Ze hebben het in theorie druk.
Alles is doorgesproken. Braaf knikten ze, volgzaam lazen ze mijn briefje met huishoudaanwijzingen. Ze lijken het prima te vinden, geen moeder. “Als ik maar geen sporen zie van wat dan ook,” zeg ik. “Zeker niet,” stellen ze gerust. Ik hoef me nergens druk om te maken. Ik zal alles in oorspronkelijke staat aantreffen. Fijne vakantie mam, doei.
Bij thuiskomst is de ravage enorm. Restanten van feesten in de vorm van lege wijnflessen (hoe komen ze daar aan?). Overal in het huis vuile vaat, afgekloven appels, halfvolle blikjes energy drink die ik nooit koop, uit principe. Het ruikt naar pannenkoeken, een druipende schaal met pannenkoekdeeg en een garde staan op het aanrecht. Overal kleeft het. Her en der staan mierenlokdoosjes, want op kleverige troep komen mieren af.
Appen als reminder
In plaats van op te ruimen (we hébben een vaatwasmachine) gaan ze mierenlokdoosjes plaatsen. Mijn mooie planten buiten in de tuin, zijn stervend. Die hebben ze geen water gegeven, hoewel ik elke dag heb geappt. “Soms zijn we het vergeten,” geven ze toe. Soms. Tuurlijk. Ook de kleren hebben ze alleen in geval van zeer hoge nood gewassen, en dan misschien alleen drie onderbroeken. Alle handdoeken zijn op, de schimmelende was reikt tot het plafond.
Aanstekers, volle vuilnisemmers. De koelkast is leeg, op een fles cola na. Er is een peuk uitgedrukt in een pizzarestant (“Is niet van mij, ik rook echt niet.”). Een studentencorpshuis is er niets bij. Vloekend en tierend loop ik door het huis. “Je hebt de ‘opkamersgaantest’ niet doorstaan,” zeg ik tenslotte tegen Zoë, en dat vindt ze niet leuk. Ze kan namelijk niet wachten om op kamers gaan.
Schoon huis
Zoë is waarschijnlijk de hoofdschuldige van het aardbevinggebied dat ons huis is. Zij was de laatste week helemaal alleen thuis en Melchior beweert dat hij gestofzuigd heeft en opgeruimd. Ik geloof hem, hij stofzuigt vaker. De app die ik van de buurvrouw ontving wegens overlast tijdens Zoë’s stay-alone werkt ook niet in haar voordeel. Ze had spontaan een feestje georganiseerd op het dakterras. “Max elf uur zijn we naar binnen gegaan. De buurvrouw heeft gewoon de pest aan mij.”
Het zal allemaal wel, maar ik ben er behoorlijk klaar mee. Ze moeten dan ook meehelpen het huis opruimen. We praten de casus huishouden-doen uitgebreid door. We bespreken verantwoordelijkheid. Hebben het over mieren. Over het nut van een schoon huis. Zoë kijkt schuldbewust en knikt meegaand. Ze reageert inhoudelijk. Ook Melchior luistert goed. Ik heb de illusie dat dit gesprek zin heeft gehad.
Kraakpand
Waarschijnlijk nauwelijks. Afgelopen week was ik één nacht weg. Het is inmiddels al even geleden dat ik mijn huis in apocalyptische toestand aantrof. Weer heb ik alles doorgesproken. “Denk er om dat je niet weer zoals in de vakantie…” “Nee mam, tuurlijk niet, geen zorgen.” Maar op mijn werk gaat de volgende dag de telefoon. Leerplichtambtenaar. Zoë is niet op komen dagen, ze vond dat ze die les niet nodig had, verklaart ze later.
Op school wordt ze daarom meteen opgenomen in het ‘vierkante rooster,’ een rooster waarin je van 8 tot 5 op school moet zijn, voor straf. Vader boos, zeker op mij. “En jij schijnt niet thuis te zijn geweest, die nacht.” Nee, dat klopt. Ik had blijkbaar op moeten passen, niet of ze het huis niet tot een kraakpand maakt, maar of ze naar school gaat.
Bureau Halt
Tegen haar neven en nichten die we ’s avonds tegenkomen op een bruiloft en die allemaal in de puberteit zitten, vertelt Zoë het verhaal van de leerplichtambtenaar. “Bij mij is hij drie keer langs geweest,” zegt neef, schouderophalend. “Bij mij vier keer,” zegt een andere nicht, en de oudste neef, die sinds kort studeert, herinnert zich dat hij “Een keer bij bureau Halt moest komen omdat ik te vaak te laat was.” Ze lijken er geen van allen onder te lijden. Zoë is gerustgesteld. Ik niet. Van je familie moet je het maar hebben. En ik zal de dag prijzen dat de puberteit voorbij is.
Journalist Marieke van Willigen is alleenstaande moeder van de pubertweeling en schrijft op haar eigen blog Jurken van Maria.