Pubers wanen zich zichtbaar en ontastbaar op de fiets, of lopend, zonder licht, in het donker. Maar dat zijn ze natuurlijk niet. Saskia houdt haar hart vast met al die pubers die gewoon niet te zien zijn.
Net nog. Ik reed naar huis, onze wijk in, en moest volop de rem trappen om twee pubers op de fiets niet omver te rijden. Ik had ze niet gezien. Ze hadden hun lichten niet aan en op hun zwarte fietsen en gestoken in zwarte jassen en zwarte broeken waren ze gewoon niet zichtbaar. Ik schrok, deed mijn raam naar beneden en gilde dat ze hun lichten aan moesten doen en dat ze niet te zien waren en dat ik ze bijna omver had gereden. Ze fietsen door. Ik hoorde nog net de een tegen de ander zeggen dat zijn moeder ook altijd zo hysterisch deed over fietsen met licht.
Langzaam rijden
Het is niet de eerste keer dat ik met hartslag 160 in de auto zit omdat er ineens pubers opduiken voor mijn auto. Eigenlijk elk winterseizoen wel een keer. In de bebouwde kom rijd ik daardoor al langzaam. Maar toch. Als ik met 30 kilometer per uur iemand aanrijd, kan dat verkeerd aflopen.
Thuis vertel ik mijn pubers wat er is gebeurd. Ze zijn niet onder de indruk. Ik gil, want ik ben gewoon boos hun onverschilligheid, dat ze écht niet te zien zijn. En dat een auto áltijd wint als die je aanrijdt. En dat het ook echt verkeerd kan aflopen. Ze denken zelf dat het niet zo vaart zal lopen. Er is toch straatverlichting en dus heus niet helemaal donker op straat. En ze kijken zelf toch ook goed uit, dus een auto zien ze ook echt wel zelf. Ik betwijfel het. Een ander zien betekent niet automatisch dat je zelf ook gezien wordt. Die twee pubers die ik net bijna had geschept dachten waarschijnlijk hetzelfde en toch lagen ze bijna op mijn motorkap. Mijn pubers vinden dat ik me druk om niks maak.
Pubers in het donker
En daar maak ik me dan weer druk om. En ik denk dat ik niet de enige ouder ben. Als pubers in de ochtend naar school gaan, of ‘s avonds naar hun werk, of sportclub, is het donker. En al die pubers zien geen belang van een licht aan doen. Niet aan hun stuur, of arm, of het licht van hun fiets zelf – als dat het al doet. Of een veiligheidshesje aan. Pubers hebben nu eenmaal het idee dat hen niks kan overkomen. Ze zijn, of zo gedragen ze zich, het centrum van het universum. Ze voelen zich onaantastbaar en kunnen ook niet goed de consequenties van hun gedrag overzien.
Als mijn pubers in het donker de straat op gaan, steek ik elke keer als ze de deur uitrennen mijn riedeltje af: licht aan, zorg dat je gezien wordt. En dan zie ik ze even later toch zonder licht, zwalkend de straat uitrijden. Totaal onzichtbaar.
Ik kom niet verder met mijn gepreek over zichtbaar in het donker zijn. Ik ga daarom binnenkort maar eens met ze in het donker rijden. En laat dan zien dat als je in het donker op straat loopt of fietst je vanuit een auto echt niet te zien bent. Misschien dat dat helpt. Ik kan het honderd keer tegen ze zeggen, maar ik denk dat ze pas echt begrijpen hoe dat is als ze ineens teruggetrokken worden door hun autogordel omdat ik plotseling moet remmen. Misschien dat er dan een veiligheidslichtje bij hen gaat branden.