Jawel, het moment is daar. De kerstvakantie is afgelopen en pubers moeten weer naar school. Juist. Iemand ook een handleiding hoe je ze uit hun winterslaap moet halen?
- Half acht het is doodstil in huis. Dat is geen goed teken.
- Eerst maar even koffie maken om zelf ook goed wakker te worden.
- Hoor ik daar iets? Iemand?
- Oh, het is de kat.
- Het enige levende wezen in huis deze ochtend – op mij na natuurlijk.
- Hoe krijg ik die pubers in godsnaam uit hun bed?
- De hele vakantie kwamen ze er niet voor twaalven uit.
- Laat ik eerst maar even overal het licht aan doen.
- Die lullige lampjes hebben natuurlijk helemaal geen effect.
- Ik ga bouwlampen zoeken.
- Die geven tenminste écht licht.
- Ze slapen er gewoon doorheen.
- Ik zou rechtop in bed zitten met zoveel licht, maar zij geven geen teken van leven.
- Dan maar het raam open.
- God, wat is het koud.
- Niemand beweegt.
- Zal je net zien dat de brandweer er aan te pas moet komen om die pubers uit bed te takelen.
- Oh, wacht, daar gebeurt iets.
- De puber draait zich om.
- En SLAAPT verder.
- Zucht.
- Hoe laat moeten ze eigenlijk op school zijn?
- Het zou het beste voor iedereen zijn als na de kerstvakantie de school gewoon om 12 uur zou beginnen, of zo.
- Dit is geen doen.
- Muziek dan maar hard aan.
- Werkt niet.
- Stofzuiger ook maar aan.
- Werkt niet.
- De man is ondertussen wel wakker geworden.
- De buren ook.
- De hele straat ook, geloof ik.
- Maar mijn pubers slapen door alles heen.
- Daar win je de oorlog ook niet mee.
- Dekbed van hun aftrekken dan maar?
- Werkt meestal als een malle.
- Oh. Nu dus niet.
- Misschien moeten ze school na de vakantie gefaseerd opstarten.
- Elke dag een uurtje vroeger beginnen, zitten ze na een week weer in het ritme.
- Nu is het wel heel cold turkey allemaal.
- Ik denk dat ik een emmer water erbij ga halen.
- Of zal ik gewoon mijn koude handen op hun rug leggen.
- ZO!
- Dat helpt.
- Twee pubers wakker in een beweging.
- Eentje huilt.
- Eentje schreeuwt.
- Maar hé, ze zijn wakker,
- Nu nog uit bed zien te krijgen.
- De een klaagt dat het midden in de nacht is.
- De ander piept dat de vloer te koud is.
- De een gaat nog harder huilen, want hij weet niet waar hij is. En wie hij is. En wat hij moet doen.
- De ander gaat nog harder schreeuwen. Wat zij weet niet waarom ze op moet staan. En haat school. En mij. En haar leven.
- Kijk ze nou ontredderd staan, krijg gewoon medelijden met ze.
- Ze weten niet meer hoe ze naar de badkamer moeten lopen.
- Of hoe ze zich moeten aankleden.
- Ze weten hun naam ook niet meer.
- Hoe laat zijn ze eigenlijk gaan slapen gisteren?
- Ik wens de leraren veel succes met deze zombies.
- Ik geloof dat ik nog een koffie nodig heb om deze hele santenkraam in beweging te zetten.
- Iemand kan zijn hoofd niet vinden?
- Iemand vraagt of ik alsjeblieft alsjeblieft ontbijt wil maken.
- Niemand weet meer hoe je brood smeert.
- Ha, nu lijkt er wat meer beweging in het spul te komen.
- Ah, het is kwart over acht, ze moeten over tien minuten achter hun scherm zitten, vandaar.
- Er is stress om een boek dat niet te vinden is.
- Iemand krijgt een paniekaanval want er moest eigenlijk voor vandaag een werkstuk worden gemaakt.
- Een puber vraagt waar haar laptop is.
- De andere puber denkt dat hij zijn grafische rekenmachine op school heeft laten liggen.
- Weer een andere puber beweert bij hoog en bij laag dat hij vandaag echt naar school moet, lockdown of niet.
- Maar echt, want examenklas.
- Er wordt gesmeekt of ik hem dan niet snelsnel met de auto kan brengen.
- De andere puber denkt dat ze misschien wel een studiedag vandaag heeft, of zo.
- Of ze weer naar bed mogen?
- Grappenmakers, ik schop ze gewoon aan het werk in hun kamers.
- Dan kan ik tenminste in alle rust koffie drinken. Ha.