Als een van de zoons van Margriet zijn fietssleutel kwijt is, is dat reden voor vele verwijten en beschuldigingen richting zijn arme, lieve, onschuldige mama.
‘Help even zoeken mam. Ik heb al overal gezocht.’
‘Waarnaar? Naar m’n fietssleutel natuurlijk!’
‘Ín mijn fiets? Nee, die moet ik toch altijd op slot zetten van jou? Dan is de sleutel er dus uit hè.’
‘Anders was ik hem inderdaad niet kwijt geweest.’
‘Ja, duh. Ik heb natuurlijk allang in m’n spijkerbroek van gisteren gekeken.’
‘Hoezo vraag jij altijd wat ik als eerste deed toen ik met m’n sleutels binnenkwam?’
‘En hoe moet ik dat nou weten, dat was gísteren.’
‘Oké dan. Even denken. Ik ging aan m’n huiswerk waarschijnlijk.’
‘Nou ja, op de PlayStation dan, dus ik zat in de chill-kamer.’
‘Neehee, daar ligt-ie dus niet.’
‘Ook niet onder die zak chips, nee.’
‘Die zak lag daar trouwens al twee dagen hè. Dat je niet denkt dat ik gisteren…’
‘Ja hoor, de sleutel zoeken tussen de bankkussens? Ieuw, daar ga ik dus echt niet met mijn handen in wroeten hè.’
‘Wanneer help jij eigenlijk met zoeken?’
‘Nou, ik help jou echt ook weleens hoor!’
‘Gisteren nog, toen heb ik voor iedereen water ingeschonken bij het eten.’
‘En toen heb ik ook zelf mijn fiets binnen gezet.’
‘Ja die stond al op slot. Ik heb ‘m dus eigenlijk zelf naar binnen gesleept. Best zwaar, zo’n fiets.’
‘Oké, kijk jij nog maar even boven dan.’
‘Je weet nu waar ik allemaal al heb gekeken, dus dat kun je overslaan.’
‘O echt, heb je ’m gevonden? Ziek chill!’
‘Hoezo in de broekzak… Welke broekzak?’
‘Van mijn spijkerbroek? Ja, dat kan dus niet.’
‘Gewoon niet, omdat ik daar als eerste heb gezocht.’
‘Prima, maar toch kan het niet. Heb jij ze erin gestopt?’
‘Ik gek? Ik had daar toch gekeken, zei ik?’
‘Nou oké, toch bedankt dat je ze hebt gevonden.’