Er kwam een vriendje op bezoek bij de puberzoon van Sandra. Een onbekend vriendje, want zo gaat dat als je kind op de middelbare school zit: je hebt geen idee meer met wie ze omgaan. En dat houdt je puber graag zo.
Er kwam een vriendje op bezoek om te spelen met mijn middelste zoon. Excuus, nu zeg ik het weer verkeerd, domdomdom. Het vriendje was een mattie en hij kwam niet spelen, hij kwam gewoon langs om te chillen en te gamen, of ik dat aub wilde onthouden, aldus de gebruiksaanwijzing van mijn zoon. En apropos, kon ik even wat chips in huis halen of nachos?
Ouders not involved
Het maakte mij persoonlijk niet veel uit wat vriendje/mattie bij ons kwam doen, ik vond het gewoon gezellig. Alleen kreeg ik vriendje/mattie niet te zien, want van nu af aan golden er kennelijk andere regels voor bezoek aan huis en een van die regels was dat ouders not involved waren.
Ik moest even wennen aan mijn rol als onzichtbare ouder. Jarenlang was ik ‘moeder van’, als in: ‘Moeder van …, mag ik nog een koekje?’ Nu was ik ‘hoi/doei’ geworden, als in: we gaan gauw de pleiterik, want we willen illegaal vuurwerk afsteken en anders steekt ‘die ouder’ er een stokje voor. Er bleven hooguit nog wat bijrolletjes over voor de onzichtbare ouder, bijvoorbeeld die van taxichauffeur, bezorgdienst, kok en pinautomaat.
‘Moeder van…’
Deze processen voltrekken zich tamelijk abrupt, met als duidelijk kantelpunt de overgang naar de middelbare school. Vroeger, vroegâh, op de basisschool, was er een symbiotisch samengaan van kinderen en hun ouders die min of meer elkaars naam kenden, bij elkaar over de vloer kwamen, elkaars kinderen voedden met patat of pizza, en bij tijd en wijle een gezellige picknick aan het strandje hielden.
Nu ken ik na vijf maanden middelbare school van onze middelste welgeteld de naam van één vriendje. En vooral omdat ik zijn stem zeer regelmatig via de Playstation bij ons in de huiskamer hoor binnentetteren. Maar gezien had ik deze overigens goedgemutst klinkende jongeman nog nooit. Ik nam aan dat hij ouders heeft en een huis en misschien wel broers en zussen en een leven, maar dit alles speelde zich af in voor mij onzichtbare regionen.
Minimaal contact
Laatst was er een buitenkansje. ‘Wil je me even ophalen’, luidde het verzoek via WhatsApp. Ik wilde mijn zoon wel even ophalen bij de voor mij onbekende vriend, en misschien dan meteen even snel een blik naar binnen werpen om te kijken of het er daar allemaal koosjer en genoeglijk en gezellig aan toeging. Ik reed naar de stad, naar de aangegeven locatie, ‘bij de tennisbaan’.
Het was al donker. Bij de brug bij de tennisbaan zag ik twee in donkere kleding gehulde types met capuchons de auto tegemoet lopen. Eentje herkenden ik na enig aarzelen als mijn zoon, omdat hij zijn ene knie altijd opvallend naar binnen draait. Die andere moest zijn vriend zijn. ‘Hoi’, zei ik vrolijk tegen de vriend in een poging om contact te maken door het in de haast opengedraaide raam. ‘Eh, hoi’, luidde het antwoord. Nu ja, het was een beginnetje.
Dit artikel verscheen eerder op de facebookpagina Lieve Jongens van Sandra Donker.