Anne ging in gesprek met haar pubers over gender en seksualiteit. En ontdekte dat vroeger niet alles beter was.
De dochter van mijn zus komt logeren, de grote nicht van mijn 16-jarige tweelingzonen. Ze gaat stappen in de Exit in Amsterdam, een kleine discotheek in de Reguliersdwarsstraat waar, zoals zij het zelf omschrijft, veel gays komen. ‘Maar’, zegt ze, ‘er komen de laatste tijd in het gay-uitgaanscircuit ook steeds meer cis-hetero’s en dat maakt het flirten en stappen er voor ons gays niet veel leuker en makkelijker op.’ Het is het begin van een verhitte discussie met mijn nichtje en mijn puberzonen. Dat uiteindelijk leidt tot de conclusie dat ik non-binair ben.
Pubers en gender
Tegenwoordig is het voor mij, iemand uit de vorige eeuw, best ingewikkeld om te weten wat de verschillende genders zijn en wat die precies betekenen. Lesbisch, homoseksueel en biseksueel ken ik, die ‘labels’ waren er ook toen ik puber was. Maar nu heb je ook, onder meer, transgender, interseksualiteit, queer, panseksueel, non-binair en genderfluid. Een combinatie daarvan kan ook. Je kunt bijvoorbeeld non-binair trans zijn.
Een tijdje geleden begreep ik na een hoop googelen eindelijk wat panseksueel is. Maar een beetje gedoe en overdreven vind ik het wel. Waarom is biseksueel niet hetzelfde als panseksueel? Ik ben het nu alweer vergeten. Mijn zoon kwam laatst met een voor mij nieuwe gender: cis. Zijn broer legde geduldig uit wat dat is: dat je genderidentiteit overeenkomt met je geboortegeslacht.
Tussen je benen en tussen je oren
Het gaat fout met het woord gender. In mijn vocabulaire is dat je geslacht. Dus roep ik lacherig tegen mijn jongens: ‘Gender is toch hetzelfde als dat wat je in je broekje hebt!’ Ze reageren stekelig en beledigd. ‘Nee mam, waar slaat dat nou weer op? Sekse zit tussen je benen en gender zit in je hoofd’, vatten ze het kort voor mij samen.
Er moet een tekening van het menselijk lichaam met pijltjes van hoofden naar geslachtsdelen aan te pas komen om het helder voor mij te krijgen. Mijn nichtje is dus cis – ze heeft een vrouwenlichaam en voelt zich vrouw, maar ook homoseksueel, want ze valt op vrouwen. Er volgt daarna nog een semantische spraakverwarring over verschillende termen en mijn onbegrip zorgt voor onbegrip bij mijn jongens. De een roept dat ik er niets van snap en dat mensen van mijn generatie ontzettend generaliserend en star zijn en alles afdoen als onzin! En wat weet ik er nou eigenlijk van, roept de ander.
Hoe was het vroeger?
Dat is het moment dat ik hen kan vertellen dat ik er alles van weet. Van hoe ik als puber avonden met mijn moeder op de rand van mijn bed praatte over hoe ik me niet fijn voelde in dat veranderende lichaam. Ineens had ik tieten en was ik ongesteld en kreeg absurde aandacht van jongens voor mijn fysieke pakketje. Ik had niks met make-up en kleding, ik was er ook niet goed in. Ik vond jongens leuk, maar knapte af op hun gedoe naar meisjes toe. Konden ze niet gewoon normaal tegen me doen? Ik was meer one of the guys.
Was ik dan lesbisch? Mwoah, ook niet echt. Aseksueel? Nope, ik vond seks echt wel lekker. Wilde ik dan een operatie? Was ik trans? Nee, ook niet. Een jongen of man zijn leek me niet echt het toppunt. Maar wie of wat ik dan wel was? Het is altijd een vraagteken gebleven. Vroeger had je nou eenmaal niet veel meer smaken dan hetero, homo, of bi. En ach, ik redde me wel.
Mijn jongens en nichtje luisteren naar mijn verhaal. Stellen vragen, zijn open en geïnteresseerd. Uiteindelijk komen we samen tot de conclusie. Ik ben een heterofiele non-binair. En het klopt helemaal bij mij, zo feestelijk. Mijn ene zoon is bi, de ander heeft nu een vriendinnetje, mijn nichtje is cis. En het is allemaal goed. Mijn conclusie? Vroeger was echt niet alles beter.