Zaterdagavond. De puber gaat uit. En ik zit thuis met een appelsapje te wachten. Terwijl ik eigenlijk die fles wijn open wil trekken. Maar ja, stel dat ik nog moet rijden.
De puber is de stad in. Er is een feestje, en nog een feestje en hij weet niet precies hoe laat hij thuis komt. En nee, ik hoef niet op hem te wachten, maar doe dat toch. Niet omdat ik ik hem wil controleren, maar omdat ik toch lekkerder slaap als hij er is. En dat ik geen wijn drink is omdat het zou zo maar kunnen dat ik nog moet rijden. En niet omdat ik hem ga ophalen, vanaf het moment dat hij uitging heb ik gezegd dat ik niet midden in de nacht ga rondrijden om hem ergens vandaan te vissen, maar omdat hij misschien in hoge nood komt en ik hem moet komen redden. En ja, dat klinkt als een onwaarschijnlijk scenario, dat weet ik ook wel. Hoewel.
Telefoontje van de politie
Vriendin S. kreeg na een avond borrelen met vrienden een telefoontje van de politie. Of ze haar dronken zoon kon komen ophalen. Hij had een agent beledigd én kon niet meer op zijn benen staan en daarom hadden ze hem meegenomen naar het bureau. Daar bleek dat hij nog maar 17 was en dus minderjarig en dus strafbaar. S. schrok zich dood en stapte zonder na te denken de auto in. Pas halverwege realiseerde ze zich dat ze twee glazen wijn op had. Ze ging maar eerst even langs de benzinepomp om een lading pepermuntjes te kopen.
En vriendin P. kon ook een keer midden in de nacht uitrukken omdat haar dochter met een vriendinnetje op een verlaten station stond. Bus gemist, meiden in tranen want het was best wel eng. En de volgende bus ging pas over een uur. En dus schoot zij haar kleren aan en reed slaapdronken naar de stad. Dus de kans dat ik misschien nog ergens een puber moest ophalen was reëel.
Wachten met kop thee
Bovendien kon de puber vallen en een been breken. Of in een vechtpartij belanden. Of door buitenaardse wezens worden ontvoerd, want hé, je weet het maar nooit. En zo zit ik mezelf gek te maken terwijl ik appelsap en kopjes thee met elkaar afwissel. En vraag ik mezelf af of het niet wat overdreven is. Want als er iets gebeurt dan vindt hij gerust wel weer een manier om thuis te komen.
Ik kan me niet herinneren dat mijn ouders hun borrel lieten staan omdat het wel eens zou kunnen gebeuren dat ze zouden moeten rijden. Als ik zou bellen, en dat was ondenkbaar want er bestonden nog geen mobiele telefoons en telefooncellen waren standaard buiten gebruik, dan denk ik dat ze hadden gezegd: ‘Je bent er gekomen en dan vind je ook wel weer een weg terug.’ Ik liep met lekke banden, en gekneusde polsen dus gewoon naar huis. Dat kan mijn puber dan toch ook doen? Maar toch. De fles blijft dicht, ik blijf paraat staan. Just in case.
Beiden nuchter
Om half drie komt de puber thuis. Hij heeft het leuk gehad. Als hij aan tafel komt zitten om te vertellen hóe leuk zijn avond was, ziet hij mijn glas appelsap voor me staan. ‘Zo, niet gedronken?’, vraagt hij. En voordat ik kan antwoorden, zegt hij dat het eigenlijk wel goed is; hij mag niet drinken, want te jong, dan ik ook niet. Wel zo eerlijk toch?