Marloes Vreeswijk (45) heeft twee pubers op de middelbare school en eentje nog in groep acht. Been there, done that. Vandaar haar nuchtere kijk op de basisschool.
De directeur van onze openbare school is er echt een van de oude stempel. De enige leerkracht bijvoorbeeld die de kinderen bij zijn achternaam noemen. Hij dwingt ontzag af. Als hij door de gang roept, dan luister je. Gelukkig mag ik wel Bert tegen hem zeggen.
“Marloes”, riep hij, “Kom even. Wil je koffie?” Dat had hij in al die tien jaar dat ik daar op school rondloop nog nooit gevraagd. Bert had blijkbaar iets op zijn lever. Hij ging zitten en zuchtte. Ik kreeg de beker met ‘best teacher‘, hij had er een met een uitspraak van Loesje. “Ik word gék van al die ouders”, stak hij van wal.
Nou zit mijn jongste spruitje in groep 8. Het moet gezegd: we hebben makkelijke kinderen: geen rugzakjes, geen dyscalculie, dyslexie of ander gedoe. Hoogbegaafd zijn ze gelukkig al helemaal niet, dus van ons had Meester Bert helemaal geen last. Nou ja, de oudste ging nog weleens op de vuist op het schoolplein, maar met dat soort jongens wist Meester Bert wel raad.
Wáárom, zo vroeg hij, wáárom moeten al die kinderen tegenwoordig toch minimaal vwo-advies hebben? Ligt dat nou aan de ouders? Die had hij nou juist helemaal niet zo hoog zitten.
Er hadden eind vorig jaar al ouders uit groep 6 aan zijn bureau gestaan met klachten over de citotoets. De kinderen waren erbij gestoord door bouwwerkzaamheden aan het schoolplein. “Nou vraag ik je Marloes, dit is groep 6. Kinderen zijn negen, misschien tien jaar oud en ze maken zich nu al druk over waar ze over twee jaar naartoe gaan.”
Ik had geloof ik al gezegd dat Meester Bert van de oude stempel is. Toen hij twintig jaar geleden begon in het onderwijs, was het eerder uitzondering dan regel dat ouders op ouderavonden verschenen. En als hij vond dat een kind het beste naar de mavo kon, dan was dat maar zo. Nu waren ouders het als het daarop uitdraaide het er per definitie niet mee eens, ook niet als hij erop wees dat er prima, leuke vmbo-scholen zijn. Nee, vertelde Meester Bert, ze gaan vragen waar ze het beste bijles kunnen krijgen.
Voor leraren als Meester Bert, maar ook voor zijn collega’s voelt dat als een motie van wantrouwen. “Hoezo is wat wij aanbieden niet goed genoeg meer?, verzuchtte hij. “We hebben verdorie zo ongeveer het beste onderwijs van de wereld. En wij hier op school doen wat binnen ons vermogen ligt om uit kinderen te halen wat erin zit. En dat hoeven niet per se heel goede cijfers te zijn. Sommige kinderen zijn creatief, anderen weer heel goed in sport en heel handig.” Meester Bert is van het type dat regelmatig zegt dat een maatschappij als de onze ook loodgieters nodig heeft.
Hij ziet ook het verdriet van kinderen als ze niet mee kunnen komen in de race om het vwo. “Bij sommige kinderen zit het er gewoon niet in. Waarom zou je zoveel geweld gebruiken om ze daar dan toch op te krijgen?” Meester Bert krijgt na zes jaar soms kinderen terug op bezoek. Die met alle geweld naar het gymnasium moesten, en uiteindelijk met pijn en moeite een havodiploma hebben en zo genoeg van school hebben, dat ze een baantje in de horeca nemen.
Bert is dan ook een groot voorstander van het niveau halen dat je minimaal kunt, in plaats van er het maximale aan leerprestaties uit halen. “Het is echt veel fijner als je het gevoel hebt dat je iets wél kunt.” Hij ziet kinderen zelfverzekerder worden als ze op het vmbo ineens de beste van de klas blijken te zijn en dat vol trots aan hem komen vertellen.
Waarom Bert dit tegen mij vertelde? “Schrijf daar eens een stukje over”, zei hij. Dus bij deze. Daarna keek hij op zijn horloge. Zo laat al? Ik moet ouders van nieuwe kleuters rondleiden. Hij sprong op en liep naar de voordeur. Onderweg raapte hij nog een gymtas op en hing die op een haakje.