Het is een nachtmerrie, en toch gebeurt het talloze ouders. Je moet je kind ophalen van een feestje, omdat zij of hij te veel gedronken heeft. De vijftienjarige dochter van Kim belandde zelfs in het ziekenhuis.
Mijn dochter van 15 is naar een feestje van een klasgenoot als de telefoon gaat. Ik zie haar naam op de display maar hoor een mannenstem. Mijn hart staat stil. De man vraagt of ik de moeder ben van Roos. ‘Eh, ja…’ ‘Uw dochter is hier en ze is heel erg dronken.’ ‘Mijn dochter, dronken? Weet u zeker dat het mijn dochter is?‘ ‘Ja dat weet ik zeker, ik denk dat het goed is dat u komt, er is ook een ambulance gebeld.’
Mijn man en ik springen in de auto en rijden naar het adres van het feestje. Ik duik meteen de ambulance in en daar ligt ze, laveloos. Twee ambulancemedewerkers zijn met haar bezig. Roos blijft lief, mompelt op alles: ‘Ja doe maar, is goed.’ Maar ze is echt heel erg ver heen. Ze heeft roze shotjes op, maar ze weten niet hoeveel. Ze moet mee naar het ziekenhuis.
Ze heeft in haar broek geplast en is helemaal koud. Haar kleding is vies, zo te zien heeft ze buiten op de grond gelegen. Ik ga met haar mee in de ambulance, mijn man blijft bij haar vriendinnen, die zijn behoorlijk overstuur en ook niet helemaal nuchter.
Op de spoedeisende hulp, helpen ze haar verder. Roos krijgt er niets van mee. Als ze haar bloed willen prikken om te kijken wat ze heeft binnengekregen, trekt ze steeds haar hand weg. Zodra ze probeert te bewegen, moet ze spugen. Ik heb het gevoel dat ik in een slechte film ben beland. Het doet me pijn om haar zo te zien. Ik wist niet eens dat ze alcohol dronk en nu ligt ze hier.
De arts en de verpleegkundigen zorgen goed voor haar en ook voor mij. Zij krijgt een infuus met vocht, ik een bak koffie. We kleden haar samen uit, ze krijgt een jasje van het ziekenhuis en een luier om. Ik denk, een luier, dat gaat mijn lieve diva niet leuk vinden! Maar ja, eigen schuld.
Om drie uur ‘s nachts ligt ze in een schoon bed op de kinderafdeling. Voor mij wordt een bedje naast haar opgemaakt. Iedere twee uur komt er een verpleegkundige die haar probeert wakker te maken. ‘Roos, weet je waar je bent? En weet je wie dit is?’ Met een lodderig hoofd en een lieve grijns zegt ze: ‘Mijn moeder!’ Maar ze is er nog niet echt bij is. Tot 7.00 uur. Dan komt ze echt bij. Als de arts vertelt waarom ze in het ziekenhuis ligt, worden haar ogen groot, ze moet huilen en schaamt zich te pletter.
Omdat ze aan een monitor ligt, hoor ik hoe haar hartslag als een debiel omhoog gaat. Piep, piep, piep, dikke stress! Ze wil meteen god en de hele wereld bellen. Maar ik heb de hele nacht naast haar bed gezeten, ik wil eerst even met haar praten. Weten wat er is gebeurd, horen hoe het zo ver heeft kunnen komen. Maar praten is moeilijk, ze is zo in paniek. Uiteindelijk geef ik haar haar telefoon.
Ik hoor haar bellen: ‘Sorry dat ik je feestje heb verpest Patrick.’ En ‘Sorry, sorry’ tegen al haar vriendinnen. Als ze iedereen heeft gehad, kijkt ze me berouwvol aan, met tranen in haar ogen. ‘Sorry mam!’ Om niet snel daarna te vervolgen: ‘Maar mam, iedereen drinkt! En je wordt toch niet boos op de ouders van Patrick of op mijn vriendinnen?’
Zucht! Ik weet helemaal niet wat ik voel. Ik voel me niet boos, meer verdoofd en blij dat ze weer bij kennis is. Er had wel ik weet niet wat kunnen gebeuren.
Ik ben doodop en wil naar huis. Het laatste woord is er nog niet over gezegd, maar niet nu, niet hier. Als we wachten op de arts die moet beoordelen of ze naar huis mag zeg ze: ‘Ik voel me zielig, maar wel eigen schuld zielig…’ Ik kan het niet helpen maar moet grinniken, ach we komen er wel…