Martine kon niet wachten tot haar zoon op kamers ging. Maar toen het echt gebeurde viel het afscheid haar wel heel erg zwaar.
‘Hij is ons zat, maar wij zijn hem ook zat’, zo reageerde ik steeds luchtig wanneer iemand vroeg hoe ik het vond dat de achttienjarige het huis uit ging. Want ik was ‘m ook zat. Met z’n rommel, met z’n zes boterhammen pindakaas en hageslag die hij iedere ochtend met veel misbaar naar binnen propte en het mes met boter en pindakaas en hagelslag op de tafel liet liggen. En vergeet ook niet het diep in de nacht met veel lawaai thuiskomen, alle lichten aan latend nog even eieren bakken.
Hij ging. Met drie dozen spullen, zijn gameconsole, schone dekbedhoezen en een tas met kleren. De rest bleef achter. Ik vond schoolboeken die hij in de derde al had moeten inleveren, de eerste prijs die hij had gewonnen met judo toen hij vier was en sokken, heel veel sokken. Ook bleef achter de bedbank die had nooit had ingeklapt gedurende de vijf jaar dat hij die had.
Studentenkamer
Ik ging poolshoogte nemen in het studentenkot om zelf te constateren dat er inderdaad een bed en kasten stonden. Mijn handen jeukten, maar ik gaf hem de mop en dweil die ik had gevonden met het commentaar: dat kun je toch zelf wel.
Maar hoewel ik nooit dacht dat ik zo’n moeder zou worden, werd ik er toch zo eentje die het toch lastig vond het kuiken te laten uitvliegen. Zo appte ik nog met de vraag of hij toch niet de Lundia boekenkast wilde hebben. (‘Gaat een heel leven mee’) En of we toch niet even die bureaustoel en boekenkast konden komen brengen. Hij was immers niet geëmigreerd, maar gewoon verhuisd naar de andere kant van de stad.
Het antwoord op deze en andere appjes was steeds eenlettergrepig: nee. Waardoor ik mij overbodig voelde. Ik drong hem bakjes ingevroren kippensoep op, maakte een starterspakket met pindakaas, hageslag, koffie en thee en vroeg nogmaals of hij toch echt niet die duurzame boekenkast wilde hebben. Hij liet een week lang niets van zich horen (want: introductie, want: baantje, dus heel druk). Ik appte: ‘Leef je nog?’ Hij antwoordde weer eenlettergrepig: ja.
Puber uit huis
Ik vond mezelf huilend terug op die bedbank, die we inmiddels wel hadden opgeklapt. Want ik miste hem en toch ook weer niet. Mijn man zei: ik denk dat we hier even doorheen moeten. Want die had ook last van die eenlettergrepige antwoorden en miste samen Studio Sport kijken op zondag.
Ik keek rond in die kamer en alles wat hij had achtergelaten en pakte mij eigen emmer en dweil, bestelde een designbureautje en verhuisde er planten heen en de degelijke boekenkast. Ik maakte van zijn kamer een plek voor mezelf. Hij is er natuurlijk welkom, maar als gast.
Dus toen hij van de week aankondigde dat hij het weekend kwam uitrusten van de introductie, wassen en koolhydraten stapelen, heb ik hem aankomst eerst doodgeknuffeld. Maar ook gezegd dat hij na het slapen de bedbank weer moest inklappen.