Aan het einde van een mooie, warme zomerdag wilde Saskia nog even naar het strand. Haar twee pubers wilden wel mee. Dat was lang niet gebeurd. Ineens zaten ze weer met het hele gezin in de auto op weg naar de kust. En dat voelde zo ontzettend fijn.
Als je pubers groter worden, gaan ze steeds meer hun eigen leven leiden en bevinden ze zich steeds minder in jouw periferie. Dat heb je wellicht niet zo door, je ziet ze tenslotte elke dag wel ergens in je huis rondscharrelen, maar daar word je je van bewust als het ineens weer zo voelt als vroeger.
Gisteren wilde ik na het eten naar het strand. Het was de hele dag mooi geweest en een duik in zee leek me een fijne afsluiter. Mijn man vond dat ook een goed idee, dus zetten we het eten vroeg op tafel zodat we op tijd weg konden gaan. Onze pubers, die min of meer nog maar net aan de dag waren begonnen, vonden het eveneens een goed idee en riepen, tot mijn verbazing, dat ze meegingen. Dat willen ze eigenlijk nooit meer. En als ze dat wel willen, hebben ze geen tijd. Maar nu viel het allemaal mooi samen: ze hadden zin en tijd.
Met het hele gezin in de auto
Halverwege de rit naar de kust realiseerde ik me ineens hoe lang het was geleden dat we met elkaar in de auto zaten. Wanneer hadden mijn pubers voor het laatst zij aan zij op de achterbank gezeten? In de hectiek van ons leven vliegt iedereen een andere kant op. Ik zit vaak genoeg met mijn kinderen in de auto, maar dan met één. Of beiden, maar dan is mijn man er weer niet bij. Of zij gaan zonder mij ergens naartoe. Dat we met z’n vieren in de auto zaten, leek ineens zo lang geleden.
Ik keek naar mijn twee grote pubers die zich hadden opgevouwen op de achterbank en dacht aan al die keren dat ze zo achter me zaten en we ergens naartoe reden. Die keer dat we naar het strand gingen en zij hun zwemvleugels en -band per se om wilden en we ze met al dat opblaasspul om in de auto hadden gezet. Of die keer dat ze zand hadden verzameld in hun zakken, wat uiteraard in de auto belandde. Of dat we emmers met schelpen en dode krabben mee naar huis móesten nemen. En die keren dat ze uitgesteld achterin zaten na een dag in het bos. Of pretpark. Of dat ze op de heen- en terugweg van vakantie samen spelletjes speelden, of luisterden naar de luisterboeken van Roald Dahl. En al die keren dat we eindeloos liedjes zongen, zelfverzonnen woordspelletjes deden, en ik boterhammen smeerde die ze netjes moesten opeten, want ‘pas op, we zitten in de auto’ en wat natuurlijk nooit lukte. Het leek allemaal in een ander leven te zijn gebeurd.
Grote pubers
Op het strand renden mijn pubers opgetogen naar zee, subboard onder hun arm. Mijn man en ik volgden. We zwommen, doken, gooiden elkaar van het sub board af, zochten schelpen en uiteindelijk kwam de vraag of er ook wat te eten was. Het was precies zoals vroeger, en dat voelde ineens zo fijn en intiem. Behalve dan dat die pubers zo ontzettend groot waren geworden. De oudste grapte dat hij wel had verwacht dat ik een paar gekoelde biertjes voor hem had meegenomen. De jongste zwom sneller dan ik. Bewust van het bijzondere moment maakte ik eindeloos veel foto’s. Toen mijn zoon naast zijn vader ging staan en ik zag dat hij boven hem uit was gegroeid moest ik bijna huilen.
Als je met een kersverse baby in je handen staat, zegt iedereen dat je er vooral van moet genieten, omdat het allemaal zo snel gaat met die kleintjes. Maar dat gaat het óók met pubers. Gisteren gingen ze naar de brugklas, vandaag hebben ze allebei een middelbareschooldiploma in hun zak. Gisteren waren ze nog maatje Muppet, vandaag kunnen ze mij in mijn ogen aankijken. En pas als je zoals ik ineens weer met mijn pubers op het strand bent, denk je: wanneer is dat allemaal gebeurd?
Net als vroeger
Net als ik bedenk hoe fijn dit is en hoe gezellig en knus, blijkt dat sommige dingen altijd hetzelfde zullen blijven. Als we teruggaan lopen mijn pubers richting de auto, terwijl hun natte handdoeken nog op het zand liggen, evenals hun schoenen en tassen. Het is grappig om te zien hoe ook mijn kinderen weer terug in hun rol schieten als we met het gezin op pad gaan. En ze ervan uitgaan dat ergens along the way een ouder wel hun handdoeken en schoenen meeneemt.
Als we thuiskomen zeggen mijn pubers dat we dit vaker moeten doen. Dat ze het heel leuk vonden, maar vooral dat het net weer zoals vroeger was. Het is bijzonder om te zien dat zij dat ook zo ervaren. Ik kijk naar het zandspoor dat ze achter hebben gelaten in huis en hun natte handdoeken op een prop in de gang. Vroeger was ik er gek van geworden, nu ben ik blij dat het er is. Dit moeten we inderdaad vaker doen.