Met een verdrietige puber op schoot wist ik ineens wat ik zo miste: de intimiteit die je hebt met je kind als die nog klein is. Dat ze op je schoot kruipen, het eindeloos knuffelen, troost bij je zoeken. Want als ze groot en puber zijn doen ze dat nu eenmaal niet meer – of in ieder geval een stuk minder.
Het was iets met school, een uit de hand gelopen discussie en onbegrip van een lerares, toen ik aan mijn puber vroeg waarom ze zo verdrietig keek. Ze haalde haar schouders op, ze wist het gewoon allemaal niet meer. Dikke tranen welden op. Hulpeloos stond ze daar, in het midden van haar kamer. ‘Ik vind alles soms zo ingewikkeld’, snikte ze ineens. Ik nam haar in mijn armen en voelde haar lichaam tegen dat van mij schokken. Ik kon me zo goed voorstellen hoe ze zich voelde. Dat je als puber soms wordt overspoeld. Omdat dingen sneller gaan dan je wilt, of kunt bijbenen. Dat de wereld soms zó groot voelt, dat je de grip op je eigen dagelijkse bestaan af en toe een beetje kwijtraakt. En dat als iets anders loopt dan je had gedacht, het lijkt alsof je wordt opgeslokt door het leven zelf.
Samen in een cocon
Ik ging op bed zitten en nam mijn puber op schoot. Haar lichaam tegen het mijne, die lange armen en benen om me heen gevouwen, haar hoofd op mijn schouder. Ik rook haar nek en haren, een heerlijke vertrouwde geur, zoals alleen zij kan ruiken. En ineens realiseerde ik me dat ik al lang niet meer zo had gezeten met haar, zo intens in elkaar verstrengeld.
Toen ze baby, peuter en kleuter was heb ik dat misschien wel duizenden keren gedaan. Dat kleine warme lijfje, soms boos, soms verdrietig, soms gefrustreerd, tegen me aan. Omdat ze beschutting zocht, getroost wilde worden, of gewoon simpelweg dichtbij wilde zijn. We klommen in onze cocon waarvan mijn armen de deuren waren. Weg van alles zat ze in de veiligheid van ons samenzijn dicht tegen me aan. Dichterbij elkaar komen dan dit was er niet, en nu ik ineens weer zo samen met haar zat, miste ik dat meer dan ooit.
Hand loslaten
De intimiteit die je kunt hebben met je kind is zo ontzettend bijzonder bedacht ik me, terwijl ik mijn puber troostte. Het knuffelen met je kind lijkt tijdloos als ze klein zijn, maar eenmaal puber weet je dat het helemaal niet vanzelfsprekend is dat je miljoenen kusjes op een dag krijgt en jouw schoot de meest favoriete zitplek is. Natuurlijk zijn die momenten er nog, maar het wordt nooit meer zoals toen ze klein was.
Het bij je op schoot kruipen, samen in bed wakker worden, uit het niets tegen je aan liggen op de bank, je hand pakken in een drukke winkelstraat, in bad zitten en schuim naar elkaar blazen; het had wat mij betreft voor altijd mogen duren. Maar ik weet ook dat het goed is dat ze mijn hand loslaat, en niet meer ‘s morgens bij me in bed kruipt. Dat ze haar eigen weg zoekt en de beschutting van mijn cocon steeds minder nodig heeft als ze boos of verdrietig is.
Maar nu zit ik met haar op mijn schoot en kus ik de tranen van haar wangen en aai over haar rug. Ik voel haar lichaam ontspannen, haar warme adem steeds rustiger in mijn nek blazen. Ik sus, zeg dat het oké is dat ze zich zo voelt. Dat het ook soms verwarrend is het leven, haar leven, en dat huilen dan zo lekker kan zijn en kan ontladen. Minutenlang zitten we samen. En net als al die keren toen ik haar vasthield als baby en kleuter probeer ik ook dit moment vast te houden en op te slaan.
De hele avond samen zitten
En daarom koester ik dit moment, trek haar nog steviger tegen me aan en voel die vertrouwde intimiteit van vroeger. Die er, nu ze puber is, ook is, maar op een heel andere manier. Nu ze zich heeft opgevouwen op mijn schoot en mij het vertrouwen geeft om haar te troosten, voelt ze weer heel even dichterbij dan ooit. Ik ruik nogmaals aan haar haar, en kus haar voorhoofd. En net als ik denk dat ik de hele avond wel zo met haar zou willen zitten, zegt ze met een benauwd stemmetje: ‘Mam, laat nu maar los, ik krijg bijna geen adem meer.’