Hoe komt het eigenlijk dat pubers zijn zoals ze zijn? Annemarie bezocht een lezing van wetenschapsjournalist Mark Mieras over het puberbrein. En leerde vooral veel over zichzelf.
1. We proberen tieners te begrijpen van uit onszelf
Wij vinden pubers lui als ze liever later beginnen met school. Terwijl uit onderzoek keer op keer blijkt dat wanneer scholen later van start gaan, de resultaten fors omhoog gaan. Direct doen dus zou je zeggen. Maar nee: uitslapen vinden we lui.
2. We onderschatten het organisatietalent van onze pubers
Dat werkstuk is inderdaad een ding. Maar hé, ze scoren wel even kaartjes voor Lowland, ritselen vervoer, lenen ergens een tent. Een managementvraagstuk van formaat. Doelgericht denken mag dan lastig zijn, ze zetten het graag in als het doel bevalt. Het puberbrein is niet onrijp, maar superflexibel. De aandacht wordt gestuurd door wat de puber graag doet.
3. Multitasken, daar bakken pubers helemaal niks van
Kwestie van kortsluiting in het puberbrein. Alleen wij volwassenen zijn in staat meerdere dingen tegelijk te doen. Zou het? Vergeet het maar, dat vermogen groeit echt niet met de jaren. Volwassenen multitasken ook voortdurend en denken net als pubers dat ze er goed in zijn. Maar alleen mensen die het weinig doen, zijn er goed in. Wie vaak multitaskt is slecht in focussen. Dat klinkt anders.
4. We denken dat tieners zich niet kunnen verplaatsen in een ander
Puntje. Klopt. Een beetje dan. Want ze kunnen het best, kijk maar hoe vaardig ze nieuwe vriendschappen smeden en onderhouden. Dat vermogen hapert alleen als het om ouders gaat. Ze realiseren zich niet dat je als ouders ook emoties hebt. We zijn in feite een zwart gat voor hen. Als het om volwassenen gaat, werkt het puberbrein daarom noodgedwongen de andere kant op. De puber verplaatst zich niet in de ander, maar verplaatst de ander in zichzelf. (En ja, daar moest ik ook even over nadenken).
5. We verwijten onze pubers dat ze zich in ruzies gedragen als een klein kind
Ha, ja. Inderdaad. Maar ze moeten wel. Ze doen niks anders dan reageren op de rol die wij innemen. Iets met spiegelneuronen, die ze inzetten om ons te lezen. Gedraag jij je als een autoritaire ouder, dan gedragen zij zich als jengelende kinderen. Hoe het wel moet? Als gelijkwaardige volwassenen met elkaar praten. Uitleggen dat het met als die troep om de grond niet lukt om de kamer te zuigen en of de puber daar misschien een oplossing voor kan bedenken. . . Ja oké, dat lijkt mij ook niet werken. Heel diep ademhalen dan maar en benoemen dat het voor jullie allebei niet makkelijk is.
6. We ergeren ons aan het roekeloze gedrag van onze pubers
Pubers zijn roekeloos inderdaad. Het zorgt voor een piek in de overlijdensstatistieken bij de tienerjaren. Ze nemen risico’s en dat loopt vaak dramatisch af. Maar ze kunnen er niet zoveel aan doen. Iets met impulssignalen en de lichamelijke reactie op gevaar. Een maag die zich omdraait, billen die samenknijpen, verstijving; het zijn reacties op een signaal van gevaar vanuit de hersen. Pubers krijgen dat signaal niet. Ze voelen niks. Het maakt ze stekeblind voor de gevolgen van hun handelen. Uit onderzoek blijkt overigens dat dat roekeloze gedrag sterk toeneemt wanneer je pubers bij elkaar zet. Samen doen ze nog gekker. De natuur drijft dingen graag op de spits.
7. We pakken hun smartphone af of ontzeggen ze schermtijd
Hoe irritant het schermpjesgedrag van deze head-down-generatie ook is, onderschat niet hoe wezenlijk de smartphone voor de puber is. Het is hun navelstreng met de vriendengroep. Tieners zijn heel sociaal – nou ja, onder elkaar dan. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat ons pijncentrum in de hersens een signaal krijgt bij buitensluiting. In experimenten met volwassenen en tieners blijken deze laatsten extreem gevoelig te zijn voor buitensluiting. Het voortdurend in contact staan met de vrienden is voor pubers van fundamenteel belang. Ze daarvan afsnijden geeft ze niet alleen een enorm gevoel van onrust maar doet ze fysiek pijn.
8. We snappen niet waarom de natuur ons dit aandoet
Maar hé, de natuur doet dit niet voor niks. Het dient allemaal ergens toe. Het puberbrein is niet onrijp, maar flexibel en plastisch. Het is in staat zich aan te passen. Eigenwijs zoekt de puber zijn eigen weg en dat gebeurt allemaal om uit te vinden in wat voor samenleving hij terecht is gekomen. Dat doen pubers op een leeftijd waarop het brein nog in staat zich daarop aan te passen. In de tienerjaren ontstaan nieuwe netwerken in de hersenen en verdwijnen er ook weer. De natuur wil dat tieners ontdekken waar ze goed in zijn. Niet voor niets zijn veel van onze huidige hobby’s ontstaan in de tienerjaren. We moeten ons niet afvragen waarom de natuur ons dit aandoet, maar pubers de tijd en ruimte geven om grenzen op te zoeken en zo hun hersens te ontwikkelen.
9. We gebruiken de wetenschappelijke kennis over het puberbrein niet
Zie punt 1: lui. Zie punt 6: roekeloosheid. En wat doen wij? We zetten al die zwaarmoedige, op zichzelf gerichte, roekeloze wezens bij elkaar in een instituut dat we school noemen en waar het eerste lesuur voor dag en dauw aanvangt.. Het is een instituut van het grote ongemak. En dan we verwachten van de leraren dat ze onze pubers daar iets leren. Misschien moeten we ons eens wat minder afvragen waarom de natuur ons dit aan doet, en wat meer hoe we daar als volwassenen mee om moeten gaan.
(Mark Mieras schreef meerdere boeken over het puberbrein, Voor de leeuwen! Over leerlingen, hun heftige hersens en trefzeker lesgeven en Heftige hersens! Waarom je voelt wat je voelt, waarom je doet wat je doet.)