Martine verbaast zich erover dat ouders van pubers over gevaarlijke zaken als drank en drugs in onderhandeling gaan. Sommige dingen moet je namelijk gewoon verbieden.
Niks missen? Meld je aan voor onze nieuwsbrief!
Een paar weken geleden betoogde ik in een post dat het dragen van oordopjes op de fiets levensgevaarlijk is. De trauma-arts uit het Amsterdamse UMC zag namelijk regelmatig de afschuwelijke gevolgen hiervan. Ik schreef te hopen dat deze dingen nog eens verboden zouden worden. In ieder geval verbied ik mijn kinderen met muziek op door het verkeer te gaan, één vrachtwagen die ze niet horen aankomen en hun leven is afgelopen.
Natuurlijk hoop ik dan altijd dat iedereen het met me eens is, maar in dit geval was dat niet zo. Sommige ouders vinden het wel okee om hun kinderen met één dopje in de oren te laten fietsen. Een andere zei dat haar kinderen wel met extra dure (€ 150) geluiddoorlatende koptelefoontjes op mogen fietsen. Weer iemand anders vond dat je best met een koptelefoon op kon fietsen. Ze deed het namelijk zelf ook. En bovendien in de jaren tachtig zaten we toch ook allemaal met een walkman op de fiets en haar was ook niets overkomen.
Nix18
Dezelfde drogredenering kom ik regelmatig tegen als het over pubers en drank gaat. Hier thuis geldt ‘Niks onder de achttien’. Gewoon niet. Punt. Want: alcohol is slecht voor puberhersenen. Is wetenschappelijk bewezen. Graag houd ik de hersenen van mijn pubers een beetje heel.
Op de scholen waar wij regelmatig komen en ook op onze facebookpagina, reageren ouders hierop vaak dat ‘Een biertje thuis wel moet kunnen’, want: ‘Je kunt ze beter leren drinken dan dat ze dat in een donker steegje doen’. Een andere redenering, die een beetje overeenkomt met de walkman op de fiets: ‘Ik dronk al toen ik vijftien was, en met mij is het ook goed gekomen.’ Maar in de jaren tachtig was er veel minder bekend over de schadelijke gevolgen van drank en sigaretten, dus je mocht op je veertiende gewoon bessen-ijs bestellen in de kroeg en Marlboro Lights kopen. Deed ik tenminste ook. En nee, ik heb geen longkanker en geen hersenschade -denk ik- maar inmiddels weet ik wel hoe slecht het allemaal is.
Inspraak
Mijn kinderen hebben best veel inspraak. Ik vraag bijna iedere dag wat ze willen eten, ze mogen meepraten over waar we heen gaan op vakantie en ik vraag ze naar hun mening over hoe wij zeg maar functioneren. Maar sommige dingen zijn niet onderhandelbaar. Dat zijn een paar zaken waarvan ik zeker weet dat ze slecht en gevaarlijk zijn en die mogen ze dus van mij niet. Twee daarvan zijn alcohol drinken en met oortjes in op de fiets zitten. Maar ik kan nog wel een paar andere dingen bedenken, zoals in het holst van de nacht door de stad fietsen als je dertien bent en je telefoon mee naar bed nemen.
Nou hoor ik je denken ‘Ja, maar pubers doen het toch wel’. Ook zo’n drogredenering. Want pubers gaan natúúrlijk ook over de schreef en ik betrap die van mij regelmatig op met muziek op op de fiets zitten en nachtelijke sessies op hun mobiel. Ik heb wel een keihard argument om hen die apparaten afhandig te maken, namelijk: IK WIL HET NIET HEBBEN. En dan leg ik nog maar weer eens uit waarom ik het niet wil hebben. Omdat ik weet dat het gevaarlijk is, ze wil beschermen omdat ik van ze houd.
Mening van hun ouders
Waarom ik dat doe? Nou, omdat kinderen zich nog altijd het meeste aantrekken van de mening van hun ouders. Ja, zelfs de grootste überpuber met de grootste waffel. Maar ook omdat het eigenlijk veel makkelijker is om ‘nee’ te zeggen, want met mitsen en maren en marchanderen worden de grenzen steeds vager en schuiven op. Dat maakt discussiëren met pubers alleen maar lastiger. Alle partijen hebben er dus belang bij dat jij als ouder ‘nee’ zegt.
Het is geen 100 % garantie dat je puber het niet doet. Maar als hij of zij het dan toch doet, dan is dat in ieder geval een aanleiding tot een goed gesprek over alcohol drinken, het dragen van oortjes op de fiets of schermtijd.